20 oktober, 2013

Over personeelsbeleid, Sinterklaas en diversiteit


Ik ben dol op sinterklaas. Te druk om het echt goed te doen, dus twee dagen van te voren altijd aan het worstelen met een te ingewikkelde surprise voor degene wiens lootje ik heb getrokken. Ook aan de gedichten stel ik hoge eisen, die er vaak toe leiden dat ik tot diep in de nacht surf op websites met rijmwoorden. En niet alleen moet de kwaliteit van het gedicht hoog zijn, er moet ook voor iedereen een gedicht zijn. Niet alleen voor degene voor wie ik die surprise moet maken.

Die gedichten dateer ik altijd met Madrid, 5 december. Of een andere december, want lang niet altijd lukt het om pakjesavond te houden op 5 december. En ik onderteken de gedichten altijd met Sint. En soms met Sint en Piet. Maar nooit met Zwarte Piet. Piet is Piet, de knecht van Sinterklaas. En zo zing ik het ook bij het zetten van de schoen: “zijn knecht staat te lachten, en roept ons reeds toe.”

Jarenlang heb ik dat zwart op de koop toe genomen. Maar sinds het begin van deze eeuw ga ik trouw met mijn kinderen naar de intocht van Sinterklaas. En ik moet toegeven, die intocht is een mooi fenomeen, dat me doet denken aan de carnavalsoptochten uit het Zuiden des Lands, waar ik een deel van mijn jeugd heb doorgebracht. Maar ik begon het ook ongemakkelijk te vinden. Van een abstract fenomeen, dat onderdeel was van een mooie traditie, werd Zwarte Piet een tastbaar bewijs van een maatschappij beeld waar ik mijn kinderen nou juist niet mee wilde opvoeden. Een maatschappijbeeld waarin zwarte mensen dienstbaar zijn aan witte mensen. Een maatschappijbeeld waarin zwarte mensen ondergeschikt zijn aan witte mensen.

Maar goed, ik kon me daar dan ongemakkelijk bij voelen, om daar nou een kinderdroom voor te verwoesten? Ik kon toch moeilijk zeggen dat we niet meer naar de intocht gingen. Of dat we geen schoen meer gingen zetten. En om nou keihard te liegen dat Sint wel degelijk stilletjes ons huisje voorbij reed? Dus ging ik het met mijn kinderen niet over die rare rol van Zwarte Piet hebben, en koos andere momenten om de gelijkheid van mensen te benoemen, aan te reiken of er in te rammen.

Vorig jaar meldde wethouder Andrée van Es dat Zwarte Piet zijn langste tijd heeft gehad. En anders dan andere keren kwam er zowaar een heuse maatschappelijke discussie op gang. En in die discussie werd door de voorzitter van het Sint Nicolaas Genootschap een belangwekkende mededeling gedaan. Een mededeling bovendien, die door vrijwel niemand werd opgepikt. Deze voorzitter wist te melden dat Sint allerhande Pieten had. Letterlijk zei hij: “Het is aan Sinterklaas om uit te maken welke Pieten hij meeneemt en tot nog toe kiest hij voor Zwarte Pieten.” Kijk, daar is de oplossing. Sinterklaas moet gewoon een divers personeelsbeleid gaan voeren. Laat hij ook eens een Aziatische Piet meenemen, of eentje uit India, en graag ook een uit Lunteren. Hoeven we aan kinderen geen ingewikkelde verhalen te vertellen, zijn we af van die nare zweem van racisme rond de Sint en kunnen we gewoon pakjesavond blijven vieren.

16 oktober, 2013

Jeugdwerkloosheid en Discriminatie

De jeugdwerkloosheid loopt in Amsterdam inmiddels naar de 20%. Dat is veel. Het betekent dat 1 op de 5 jongeren die kan en wil werken, geen baan heeft. Heel frustrerend als je aan het begin van je werkende leven staat. De werkeloosheid onder allochtone jongeren loopt inmiddels naar de 40%. Dat is twee keer zo hoog!

Hoe is dat eigenlijk te verklaren? Discriminatie, zou je denken. Daar denken VVD en CDA anders over. Zij verklaarden onlangs in de commissie Werk, Participatie en Armoede dat het aan heel andere zaken lag. Allochtone jongeren hebben een andere culturele achtergrond. Dat maakt ze minder geschikt voor de Amsterdamse arbeidsmarkt, wist het CDA. En trouwens, weten we niet allemaal dat deze jongeren nu eenmaal over minder arbeidsvaardigheden beschikken? Mogen we eigenlijk wel van discriminatie spreken, vroeg de VVD zich af, als we niet weten waarom ondernemers kiezen zoals ze kiezen?

Sommige ondernemers zijn racisten. Zij zullen nooit een Turk, Surinamer of Marokkaan in dienst nemen. Moeilijker is het niet. Daar hoeven we helemaal geen diepgravende gesprekken met ze over te voeren, of te onderzoeken wat hun motieven nou precies zijn. Daar moeten we keihard tegen optreden: stuur de politie er op af! En overigens, er zijn ook ondernemers die nooit een Hollander in dienst zullen nemen. Daar moeten we dus net zo goed de politie op af sturen.

Veel ondernemers die discrimineren, zijn zich daar vaak niet van bewust. Ze zoeken naar iemand die op ze lijkt; man en autochtoon. Omdat ze niet beter weten. Dat maakt het minder verwerpelijk. Het is onkunde en geen slechtheid. Maar de uitkomst is hetzelfde. Jonge mensen aan het begin van hun werkende leven worden geconfronteerd met keiharde uitsluiting. Uitsluiting op basis van hun huidskleur of vorm van de neus. Voor wie gediscrimineerd wordt, is dat verschrikkelijk. Er wordt je onrecht aangedaan en je bent vrijwel nooit in de positie om je er goed tegen te verweren. Maar discriminatie op de arbeidsmarkt is ook fnuikend voor de economie van onze stad. Jonge Amsterdammers krijgen niet de kans ervaring op te doen op de arbeidsmarkt. De stad slijpt zijn talenten niet, en zal daar later mee geconfronteerd worden in de vorm van een tekort aan gekwalificeerd personeel.

We moeten discriminatie op de arbeidsmarkt niet bedekken met beschouwingen over arbeidsvaardigheden en de vrijheid van ondernemers om hun eigen personeelsbeleid te voeren. Discriminatie moet worden bestreden, omdat het ontzettend veel schade veroorzaakt. Bij degenen die het treft en in de samenleving als geheel.