26 januari, 2013

First Amsterdam Refugee Fashion Festival

De vraag was om een LinkedIn-profiel te schrijven van een startende duurzame ondernemer. Een handige manier om inzichtelijk te maken over welke ervaring, kennis en vaardigheden die zou moeten beschikken. Een profiel dus.
De startende duurzame ondernemer is een vrouw van 37. Ze studeerde Fashion en Finance. Na haar studie werkte ze een paar jaar als kleermaker in Bamako, Mali. Ze maakte kleding op bestelling, voor marktvrouwen, huwelijken en ambtenaren. Ook het dertien in een dozijn reparatiewerk ging ze niet uit de weg en ze werd goed in haar vak.
Terug in Nederland ging ze ontwerpen. Ze won een prijs van de gemeente Amsterdam en mocht het nieuwe uniform van de Dienst Stadstoezicht ontwerpen. Nog steeds vinden Amsterdammers het vervelend om een parkeerbon te krijgen, maar toch minder dan toen de uniformen deprimerend zwart waren. Maar van één ontwerp kun je de kachel niet laten roken. Dus ook bij de Hema en de Zeeman kon je haar vinden. Spotgoedkoop, want niet alleen gebaseerd op een keuze voor bewezen materialen, maar soms ook gemaakt in lage lonen landen, waar je niet zeker bent van goede werkomstandigheden.
Kleding hoor je niet te maken onder dat soort omstandigheden, daar kwam ze achter toen ze in Bangladesh zelf eens ging kijken. Daar zag ze ook de uitwerking van klimaatveranderingen op het leven van mensen. Ze leerde dat mensen die hier worden gezien als economische vluchtelingen, net zo goed kunnen worden omschreven als klimaatvluchtelingen. Terug in Nederland organiseerde ze het First Amsterdam Refugee Fashion Festival. Een catwalk in de Vluchtkerk, ongedocumenteerden die laten zien welke kleding ze moeten dragen als ze geklinkerd zijn en een nieuwe lijn van haarzelf, die daarop gebaseerd is.
Daarna ging ze fondsen werven om in Nederland zelf kleding te maken. Van duurzame, lokaal te verbouwen grondstoffen of met oude stoffen die herbruikbaar zijn. Geen kinderen in Bangladesh achter de naaimachine, maar mensen uit Amsterdam die door de meesten eigenlijk al waren afgeschreven. En die fondsen? Die vond ze bij Triodosbank, door crowdfunding en financiering door de erven Fentener van Vlissingen.
Het is natuurlijk allemaal lekker bij elkaar gefantaseerd, maar het zit er wel in. Enthousiasme, wereldwijde blik, gedrevenheid, bewustzijn, gewoon goed in je vak zijn en iets extra’s brengen. Of ze het is en wordt, weet ik niet. Maar het zou zo maar kunnen.
Met dank aan Kennisnetwerk Amsterdam, die afgelopen donderdag een Duurzaamheidsbijeenkomst organiseerden en een deel van de aanwezigen vroegen met bovenstaande vraag te spelen.

12 januari, 2013

Geld van DWI moet rollen

Meer dan 4000 mensen hebben in het afgelopen jaar een baan gevonden en hun uitkering opgezegd. Dat is het prachtige resultaat van hard werken door Andrée van Es en haar Dienst Werk en Inkomen (DWI). De doelstelling voor 2012 is gehaald en dat is natuurlijk een klinkend succes in tijden van keiharde bezuinigingen op het geld voor re-integratie, economische crisis en oplopende werkloosheid.
Maar er is iets geks aan de hand. Want ondanks die keiharde bezuinigingen, houdt DWI geld over. Dat bleek vorig voorjaar toen de rekening over 2011 werd opgemaakt. In een gewoon bedrijf is geld overhouden goed nieuws. Maar bij DWI is het dat niet. Het betekent dat er meer had kunnen gebeuren. Er hadden meer mensen ondersteund kunnen worden, vergoedingen voor mensen die stages lopen hadden hoger kunnen zijn en de ID-banen hadden wat langzamer afgebouwd kunnen worden. Dat is allemaal niet gebeurd, en dat is een forse domper bij het succes van DWI.
Hoe heeft dat kunnen gebeuren? DWI is onvoldoende in staat in de loop van het jaar te voorspellen wat de eindstand gaat zijn. Jarenlang kreeg DWI dezelfde hoeveelheid geld om het zelfde werk te doen. Toen Andrée van Es in 2010 aantrad buitelden de rijksbezuinigingen op de re-integratiemiddelen over ons heen, samen te vatten als een daling van het budget van 220 miljoen naar 80 miljoen in vijf jaar. Om toch mensen te kunnen blijven ondersteunen is het re-integratiebeleid van de gemeente radicaal op de schop genomen. De focus werd gericht op het toeleiden van mensen naar werk. Is hun afstand tot de arbeidsmarkt groot, dan wordt samen met de stadsdelen gezocht naar mogelijkheden om op een andere manier te participeren in de samenleving, maar geld stopt DWI er nauwelijks nog in. Aan de andere kant moest DWI veranderen: mensgericht gaan werken, en niet meer regelgericht. DWI was gericht op de rechtmatigheid, of het allemaal wel volgens de regels ging. Niks mis mee, maar mensen help je vooral aan het werk door te kijken naar wat ze kunnen en naar niet wat de regels zeggen. En met veel minder geld werden zo toch nog veel meer mensen geholpen om werk te vinden.
Iedereen was bezig om anders te gaan werken met minder geld. Zo’n radicale verandering kon de financiële afdeling van DWI niet bijbenen met de boekhoudprogramma’s waar ze gebruik van maakten en de manier waarop ze het beheer van de financiën hadden georganiseerd. Iedereen nam het zekere voor het onzekere, gaf zo weinig mogelijk uit, maar uit de administratie bleek niet dat er zo geld over zou blijven. Dat bleek pas bij de jaarrekening 2011. Natuurlijk is er onmiddellijk ingegrepen. Uitgezocht wat er dan precies niet goed ging, hoe dat veranderd moest worden en hoe iedereen in de organisatie op die andere manier moest gaan werken. Dat ging langzaam, zo langzaam dat Andrée van Es eind vorig jaar besloot DWI onder verscherpt toezicht te stellen. Want de overschotten werden ook in 2012 niet minder, terwijl er natuurlijk steeds meer mensen bijkomen die wel ondersteuning kunnen gebruiken op weg naar een nieuwe baan.
Op 10 januari vergaderde de commissie Werk, Participatie en Armoede over de voortgang van de verbetering van het financieel beheer van DWI. De bijdrage van GroenLinks was helder. Het gaat te langzaam, achteraf bezien hadden er van begin af aan een paar tandjes bij gemoeten, maar vooral: het moet echt eerder klaar zijn. We kunnen en willen niet tot begin 2014 wachten, zoals het college voorstelt. Voor de zomer moet het wel zo’n beetje klaar zijn. En tegelijk moeten we uitkijken dat we alles weer in protocollen en andere controlemechanismen gieten. Dan maken we van DWI weer een dienst die let op de regels, in plaats van op de mensen. Dan gooien we het kind met het badwater weg. Want DWI is er niet om de regels te dienen, maar om mensen aan het werk te helpen.